ACHTERGROND - In Frankrijk heerste angst dat een RN-geleide regering zou tornen aan de universele grondwaarden van de Republiek. De opluchting is dan ook groot nu de partij geen absolute meerderheid heeft behaald. In de praktijk maakt Frankrijk zijn republikeinse beloftes echter al lang niet waar, en blijven burgers met een migratieachtergrond er zelfs verder achter dan in Angelsaksische landen.
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in De Groene Amsterdammer.
Wie het Franse wetboek openslaat, kan moeilijk om de symbolische bombarie heen. “Frankrijk is een ondeelbare, seculiere, democratische en sociale republiek. Ze garandeert de gelijkheid van alle burgers voor de wet - ongeacht afkomst, ras of religie. Ze respecteert alle geloofsovertuigingen. Haar organisatie is gedecentraliseerd”, zo formuleerde Charles de Gaulle in 1958 het eerste grondwetsartikel van de kersverse Vijfde Republiek.
In het land dat ooit zijn eigen koning onthoofdde, vormt deze paragraaf voor velen nog altijd de kern van hun nationale identiteit: Frankrijk als dé belichaming van universele mensenrechten en liberale democratie.
Een kleurenblinde natie waar etniciteit, klasse en religie een ondergeschikte rol spelen – de onderlinge verbintenis tussen burgers berust immers op hun gedeelde hechtenis aan de republikeinse grondprincipes, in plaats van een bloedband of gezamenlijke herkomst.
Le modèle républicain
Binnen Frankrijk staat deze definitie van burgerschap te boek als het modèle républicain. En wie denkt dat het bij mooie woorden blijft, heeft het mis: dit burgerschapsmodel vormt – zoals te lezen valt in de grondwet – een onmisbare pijler van de Franse wetgeving.
Bekende voorbeelden hiervan zijn de laïcité, die op Franse scholen en overheidsgebouwen de strikte scheiding tussen kerk en staat moet helpen handhaven. Een andere is het principe van de droit du sol: elk individu geboren op het Franse grondgebied kan op zijn achttiende verjaardag de Franse nationaliteit aanvragen – ongeacht de herkomst of verblijfsstatus van zijn of haar ouders.
Minder bekende, maar ingrijpendere voorbeelden vormen het verbod op het bijhouden van etnische en religieuze statistieken. Voor de Franse staat is iedere burger immers simpelweg ‘Frans’. De rest leidt, aldus deze visie, enkel tot ‘communautarisme’ - een controversieel concept dat in het Franse debat neerkomt op het zich opsluiten in afgebakende etnische en religieuze kringen.
Bij dit model horen tenslotte ook relatief grote overheidsuitgaven, met als achterliggend doel het waarborgen van sociaaleconomische en kansengelijkheid. Frankrijk besteedt dan ook naar ratio van BNP het meest aan sociale zekerheid van alle OECD-landen: meer dan een derde van de totale Franse economie gaat naar dit soort programma’s. De Fransen spreken daarom vaak trots over de “grootste herverdelingsmachine ter wereld”.
Waarden onder vuur
Nadat Le Pens Rassemblement National (RN) op zondag 30 juni week als grootste uit de eerste stembusronde kwam, heerste in Frankrijk angst dat de extreemrechtse partij bij een absolute meerderheid de bijl zou zetten in de republikeinse grondprincipes van het land. Tijdens de campagne noemde lijsttrekker Jordan Bardella immers het afschaffen van het droit du sol en het afschermen van strategische regeringsfuncties voor mensen met een dubbel paspoort in zijn lijstje met “prioritaire maatregelen”.
Zulke voorstellen komen voort uit het controversiële principe van de priorité nationale dat de partij aanhangt: het idee dat geboren en getogen Fransen voorrang mogen krijgen ten opzichte van immigranten. Niet geheel verrassend waarschuwden vooral Fransen met een migratieachtergrond voor de consequenties van een RN-geleide regering.
Nu duidelijk is dat de RN ver verwijderd blijft van een absolute meerderheid, halen velen opgelucht adem: “de republikeinse waarden zijn gered” was één van de vaakst terugkerende reacties op de verkiezingsuitslag.
De linkse krant La Libération wees zelfs twee verkiezingswinnaars aan: “La gauche et la République”, en kwam woorden tekort om de “exceptionele politieke volwassenheid van de Fransen” te prijzen, nadat zij “opnieuw massaal in actie zijn gekomen ter verdediging van de republikeinse waarden die voortkomen uit de Verlichting en aan de basis van de Franse democratie liggen”.
Een weerbarstige praktijk
Wie echter naar de prestaties van het republikeinse model in de praktijk kijkt, moet concluderen dat Frankrijk een stuk minder kleurenblind is dan dit soort mooie woorden suggereren.
Neem bijvoorbeeld armoede: het percentage mensen dat in Frankrijk onder de armoedegrens leeft, ligt bijna de helft lager dan in het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten. Een indrukwekkende realiteit die op het eerste gezicht doet denken dat de republikeinse herverdelingsmachine zijn werk goed doet.
Wanneer er echter onderscheid wordt gemaakt tussen inwoners die binnen Frankrijk geboren zijn (autochtonen) en inwoners die pas op latere leeftijd naar l’Hexagone kwamen (immigranten), kantelt het beeld. Zo tonen statistieken dat de armoede onder immigranten in Frankrijk bijna drie keer hoger ligt (!) dan onder inwoners met een Franse geboorteplaats (27,2% om 11%). Deze ‘poverty gap’ tussen immigrant en autochtoon is in Frankrijk (16,2%) bijna het dubbele van het OECD-gemiddelde (7,2%), en ligt maar liefst acht keer (!) hoger dan in het VK (1,44%) of Duitsland (1,85%).
Opvallend genoeg doen de Angelsaksische landen – waar de algehele ongelijkheid stukken groter is dan in Frankrijk – het op dit vlak beter: in Australië (3,0%), Canada (4,0%) en Ierland (4,0%) bedraagt de poverty gap tussen immigrant en autochtoon nog geen kwart van de Franse score. Zelfs in de VS – doorgaans geen gidsland wat betreft economische gelijkheid – is dit gat de helft kleiner dan in Frankrijk.
Bovenstaande armoedestatistieken sluiten aan bij de conclusies van een grootschalig internationaal onderzoek naar sollicitatieprocedures: onderzoekers becijferden dat Frankrijk de hoogste mate van arbeidsmarktdiscriminatie kende van alle onderzochte landen.
Uit statistieken verrijst eenzelfde beeld: terwijl er in alle Angelsaksische landen amper verschil zit in de arbeidsparticipatie van immigranten en autochtonen, zijn immigranten in Frankrijk bijna twee keer vaker werkloos (12%) dan inwoners die binnen Frankrijk geboren zijn (7%). Gecorrigeerd voor jeugdwerkloosheid is de situatie nog schrijnender: bijna een kwart van de immigranten tussen 15 en 24 jaar heeft in Frankrijk geen werk, ten opzichte van 11% van hun leeftijdsgenoten met een Franse geboorteplaats.
En onderwijs dan? Naast de grote welvaartsherverdeling, wordt het Franse model immers gerenommeerd om haar toegankelijkheid van onderwijs. In 2023-2024 kostte een bacheloropleiding aan een Franse openbare universiteit nog geen €170, en voor een master betaalde je slechts €250 aan collegegeld. Uitwonende studenten kunnen kamers huren in gesubsidieerde CROUS-complexen en er zijn vele algemene beurzen beschikbaar. Het contrast met de Angelsaksische landen kán dus bijna niet groter.
Desalniettemin blijkt de achterstand van Fransen met een migratieachtergrond op het gebied van onderwijs aanzienlijk: leerlingen met immigrantenouders scoren in Frankrijk gemiddeld 42 punten lager dan hun klasgenoten met ouders die in Frankrijk geboren zijn. In de OECD bedraagt deze achterstand gemiddeld maar 29 punten.
Deze verschillen worden nog frappanter wanneer Frankrijk afgezet wordt tegen de Angelsaksische landen. Ondanks de torenhoge kosten voor privéonderwijs die in deze landen vaak de norm zijn, ligt de PISA-achterstand van leerlingen met immigrantenouders er minstens de helft lager dan in Frankrijk. In de VS, Canada en Australië behalen de kinderen van immigranten zelfs hogere PISA-scores dan hun klasgenoten met autochtone ouders.
Frankrijk presteert op het gebied van zowel armoede, werkeloosheid als onderwijs eigenlijk niet veel beter dan landen met een jus sanguinis traditie - het rechtsprincipe dat nationaliteit wordt verkregen via het ‘bloed’ van je ouders in plaats van je geboorteplek. Dit is opvallend, omdat deze landen burgerschap op een veel exclusievere manier vormgeven, die volledig haaks staat op het republikeinse model.
De principiële kleurenblindheid van Frankrijk lijkt zich dus niet direct te vertalen in een betere en snellere integratie van nieuwkomers.
Etnisch profileren
Een belangrijke kanttekening bij zulke statistieken is dat de integratieprestaties van immigranten van zeer veel factoren afhankelijk zijn. Zo zijn bijna de helft van alle immigranten in Frankrijk geboren in Afrika, wat doorgaans een heel ander profiel is dan de hoogopgeleide kenniswerkers die de VS of Australië via selectief immigratiebeleid aantrekt.
Om een completer beeld te krijgen, kan er dan ook beter gekeken worden naar indicatoren op het gebied van racisme en discriminatie. Een land waar komaf en religie er niet toe doen, zou op dit vlak weinig problemen moeten ondervinden, toch?
Helaas maakt ook hier het republikeinse model zijn beloftes niet waar. Zo laat onderzoek naar etnische profilering in Parijs zien dat zwarte Fransen 6 keer meer kans hebben om door de politie staande gehouden te worden dan hun witte medeburgers. Bij Fransen met een Noord-Afrikaanse achtergrond ligt dit verschil op maar liefst 7,6 keer.
Alhoewel het republikeinse verbod op het bijhouden van etnische statistieken het lastig maakt om zulke resultaten te vergelijken met andere landen, zijn veel deskundigen het erover eens dat de Franse politie absoluut niet minder etnisch profileert dan hun Europese collega’s.
De Britse politie is bijvoorbeeld juist wettelijk verplicht om bij identiteitscontroles melding te maken van de etniciteit en leeftijd van de gecontroleerde: uit deze data blijkt dat in Londen mensen van kleur gemiddeld 2,4 tot 4 keer vaker staande worden gehouden door de politie dan hun witte stadsgenoten. In onderzoeken die exact dezelfde methodologie aanhangen als het onderzoek in Parijs – het aantal staandehoudingen afzetten tegen de etnische samenstelling op straat tijdens de controle, in plaats van de census - wordt in het VK dit verschil zelfs verwaarloosbaar klein.
Vergelijkend onderzoek naar politiepraktijken in Duitsland en Frankrijk maakt het niet veel beter: onderzoekers die met beide politie-eenheden meeliepen, observeerden in Frankrijk “een verband tussen etnische stereotypen, het ontstaan van verdenking en uitvoeren van controles”, terwijl in Duitsland “andere indicatoren dan de etnische minderheidsstatus” in overweging genomen werden.
Eind 2023 gaf het Franse Hooggerechtshof na stapels aan kritische rapporten en een eerdere veroordeling dan ook eindelijk zelf het bestaan van etnisch profileren toe binnen de Franse politierangen – tot grote verademing van organisaties die al jaren vochten voor erkenning van deze problemen.
Onderzoekers beargumenteren dat het republikeinse ideaal bij politieoptreden zelfs werkt als een “vicieuze cirkel” die het opbouwen van een vertrouwensband tussen staat en burger belemmert. Fransen ‘ervaren’ in het dagelijks leven onrecht en discriminatie, maar missen de handvatten om zulke zorgen bij de staat te uiten - de Franse politie ziet immers “geen kleur”, luidt de officiële verdedigingslijn altijd.
Deze dissonantie tussen theorie en praktijk voedt als geen ander bestaande frustraties rondom racisme en het wantrouwen in instituties, stellen deskundigen. De massale rellen na de dood van de 17-jarige Nahel door een Franse politiekogel maakten vorige zomer nog duidelijk hoe breed dit wantrouwen speelt en hoe explosief zulke frustratie tot uiting kan komen.
Verstoten door “het land dat ons zoveel gegeven heeft”
Begin dit jaar gaf tenslotte de publicatie van het boek “La France: tu l’aimes mais tu la quittes” een nieuwe impuls aan het debat over het republikeinse burgerschapsmodel. In het werk richten drie sociologen zich op de groeiende groep Fransen met een moslimachtergrond die besluit te emigreren - veelal naar het VK, de VS en Canada.
Waarom vertrekken deze doorgaans hoogopgeleide en in Frankrijk geboren en getogen moslims? Verrassend genoeg bleek “minder lijden onder discriminatie en racisme” met 71% de vaakst terugkomende vertrekreden, gevolgd door “het onbezorgd kunnen belijden van mijn religie” (64%).
Het boek biedt om deze reden een gedetailleerd inkijkje in de vaak lastige relatie die moslims in Frankrijk onderhouden met hun Franse nationaliteit en de republikeinse manier waarop deze wordt vormgegeven. Dit voert terug op het gevoel dat er in Frankrijk geen ruimte bestaat voor hun tweevoudige, frans-islamitische identiteit: velen getuigen van een verstikkend, “islamofobisch klimaat”, waarbij elke uiting van hun religie of Arabische achtergrond wordt geïnterpreteerd als ‘communautarisme’, met stigmatisering tot gevolg.
“Het probleem dat ik had gedurende mijn hele jeugd – en ik ben er zeker van dat veel moslims zich hiermee kunnen identificeren – is dat we eigenlijk twee persoonlijkheden hebben; we groeien op met twee persoonlijkheden. We hebben de moslimpersoonlijkheid die we kunnen uiten in de familie- en privésfeer, thuis, met naaste vrienden. En we hebben de andere persoonlijkheid die moet voldoen aan de rest van de samenleving. We mogen dus niet te veel zeggen dat we halal eten, niet te veel zeggen dat we de ramadan doen, niet te veel bidden…”, stelt Imène in haar interview met de sociologen. Zij groeide op in een Algerijnse familie in een dorpje in de Savoie, maar werkt tegenwoordig als vroedvrouw in Birmingham.
De echte fricties beginnen doorgaans op de middelbare school, waar de strikte laïcité moslima’s verplicht hun hoofddoeken af te doen voordat ze het schoolgebouw binnenkomen en halal-eten serveren in de kantine uit den boze is. Dit republikeinse kernprincipe - dat juist ooit bedacht was om minderheden te beschermen - wordt in de praktijk ervaren als een vorm van pesterij tegen religieuze minderheden en iets dat hun ‘andersheid’ juist benadrukt.
Vrijwel alle emigranten stellen dan ook een gevoel van “eindelijk adem kunnen halen” en “multiculturele sereniteit” te vinden in hun nieuwe, vaak Engelstalige thuisland, waar de scheiding tussen kerk en staat minder rigide is. “Wil ik in Frankrijk wonen en belasting betalen voor politici die wetten maken die steeds meer vrijheden beperken voor mensen zoals ik of van mijn soort? Ik betaal liever belasting hier, waar ik gerespecteerd en getolereerd word en waar ik vrij ben om te dragen wat ik wil, te eten wat ik wil, dan in een land waar ze me vertellen: “Je mag dat niet dragen” of “Je mag dat niet eten”, of “De Republiek is zo en niet anders”. Ik weet wat de Republiek is, mijn hele schoolcarrière heb ik doorgebracht op scholen van de Republiek.”, valt te lezen in de getuigenis van Lotfi, die zelf Italiaans-Algerijnse roots heeft en inmiddels tien jaar in het VK woont.
Toch gaat het vertrek ook gepaard met verdriet over het verlaten van hun “thuisland”. Voor velen blijft Frankrijk - ondanks alles - het land waar zij vandaan komen. Hier komen velen echter pas in het buitenland achter, door te vinden wat in Frankrijk nooit lukte: ondubbelzinnig gezien worden als Frans. Zo ook Imène: “Hier in het ziekenhuis (…) zijn er niet veel vrouwen die een hoofddoek dragen. Toen ze ooit mijn naam waren vergeten, beschreven ze mij niet als “die vrouw met de hoofddoek” - dat zou heel gemakkelijk zijn geweest en ze zouden me meteen hebben herkend. Ze zeiden daarentegen: “The French Woman”, “Kun je de Française roepen?” Het zou makkelijker zijn geweest om “die vrouw met de hoofddoek” te zeggen en deze beschrijving zou me in Frankrijk niet verbaasd hebben. Maar voor hen stopte het dus niet bij mijn hoofddoek.”
Ondanks hun moeilijke relatie met hun Franse nationaliteit, blijven veel emigranten dankbaar voor de kansen die het republikeinse model verschaft. Nabila, die opgroeide in een Marokkaanse arbeidersfamilie maar sinds 2012 in Montréal woont, kijkt zelfs met enige schaamte terug naar haar vertrek uit “het land dat haar zoveel gegeven heeft”. “Ik ben me bewust van het geluk dat ik in Frankrijk had, waar ik niet voor mijn studie hoefde te betalen en een beurs kreeg. Hier moeten ze alles lenen en hebben schulden aan het einde van hun studie. (…) Ik denk dan: ik vind zo jammer dat Frankrijk investeert in de jeugd, hen in staat stelt om te studeren […], maar dat geld nooit terugkomt omdat het in de schatkist van een andere staat belandt. Dat vind ik echt zo’n frustrerend en jammerlijk aspect van Frankrijk: we verliezen niet alleen de talenten, maar ook alle investeringen die in het onderwijs worden gedaan.”, betreurt zij in haar interview met de auteurs.
Een typisch Frans probleem?
Het moge kortom duidelijk zijn dat Frankrijks zelfbeeld als kleurenblinde natie maar weinig onderbouwing vindt bij indicatoren op het gebied van integratie en discriminatie. De Franse staat kan immers wel besluiten dat etniciteit, religie of klasse er niet toe doen, maar dat wil allerminst zeggen dat zulke factoren in het dagelijks leven geen effect sorteren. Deze houding werkt in veel gevallen zelfs contraproductief, omdat sociale problemen eerder ontkend dan voorkomen of effectief opgelost worden.
Daarbij zorgt de republikeinse drang om secularisme in de openbare ruimte af te dwingen juist voor een continue confrontatie met Fransen met een moslimachtergrond. Uit hun getuigenissen blijkt hoe het exclusief-seculiere karakter van Frankrijks burgerschapsmodel hen forceert te kiezen tussen hun Franse en islamitische identiteit, waardoor zulke verschillen enkel uitvergroot raken. Het republikeinse model creëert op deze manier meer breuklijnen binnen de Franse samenleving dan het overbrugt.
De Fransen mogen dan ook vieren dat de republikeinse waarden gered zijn, maar zij zouden zich eigenlijk moeten afvragen of het republikeinse model in zijn huidige vorm levert wat men oorspronkelijk beoogde: vrijheid, gelijkheid en broederschap voor iedereen - ongeacht afkomst, ras, of religie.
Het feit dat de RN in twee jaar tijd haar aantal parlementszetels zowat heeft verdubbeld, illustreert wellicht nog als beste dat deze beloftes in de praktijk ver weg blijven.
Reactie plaatsen
Reacties
Evident is dat vrijheden in het geding zijn door het RN. Echter het is kort door de bocht op de oorzaak geheel op het conto van racisme te schrijven. Heel simpel voorbeeld zijn de criminaliteitscijfers, terrorisme, homohaat, opsluiten van vrouwen, uithuwelijken op jonge leeftijd van meisjes aan neven, enz waarbij in vrijwel geheel west Europa de Noord Afrikanen zeer hoog scoren terwijl men van andere grote groepen zoals Hindoestanen en Oost Aziaten nooit iets hoort. De officiële misdaadstatistieken liegen niet. Evenals dat er geen een moslimland een democratie is. In Frankrijk zijn er ook geen joden die aanslagen plegen op moskeeën maar andersom moeten joden door deze lieden ook het land uit vluchten. De geschiedenis leert ons ook dat tot het grote geld pompen in moskeeën waar ook vanuit het radicaal orthodoxe Saoedi Arabie hoofddoekjes en erger zeer uitzonderlijk waren. Sterker nog van Afghanistan tot Indonesie, van Algiers tot Cairo waren minirokjes normaal.
Voor het wijzende racisme vingertje komt, mijn islamitische vrienden beamen deze feiten en zelf heb ik mooie buurten zodanig zien veranderen met alle geweld van dien dat ik er 3maal voor heb moeten verhuizen. Als u wilt kan ik u bijpraten over de meest afschuwelijke details. Volgens hun eigen ouders zijn het vaak jongelui die in eigen land niet wilden slagen en de makkelijkste weg zochten . Uw artikelen zijn over het algemeen goed onderbouwd maar hier ontbreekt het de noodzakelijke feitenkennis en het zelfde naïeve wegkijken die in de gevestigde politiek heerst waardoor juist extreem rechts groter wordt en polarisatie de winnaar is. Gelukkig heeft de sociaal democratische regering in Denemarken met zelfs een niet etnische Deen als minister het beter begrepen.
Hartelijke groet,
Paul Louis Kalishoek